De Boekenweek gaf me ook gelegenheid om een bijzonder boekje te bestuderen dat ik onlangs als schenking kreeg aangeboden. Het was een exemplaar van Een jongen met durf, geschreven door Betsy Kater.
Een schenking aan de bibliotheek zei de aanbieder er meteen bij. Met dat soort schenkers ben ik blij. Het was ook nog eens een oud kinderboek en maritieme kinderboeken vormen al geruime tijd een speerpunt binnen het verzamelbeleid van de bibliotheek.
Het verhaal speelt zich af in Amsterdam rond de opening van
de Olympiade van 1928. Karel Honing is een pientere jongen van 14 jaar die door
zijn directheid en eerlijke karakter een baantje weet te krijgen als liftjongen
bij het warenhuis De Bijenkorf. Doordat hij het gesprek afluistert van twee
losse kelners die toeristen willen bestelen, waarna deze worden gearresteerd,
ontvangt hij een beloning waarvan hij kan gaan leren als banketbakker.
Na twee jaar krijgt hij een plaats als leerling-kok op de Ryndam van de Holland-Amerika Lijn waar hij vriendschap sluit met Pim, een donkere jongen die dienst doet als piccolo. Aanvankelijk is Karel zeeziek als het schip koers naar zee zet, maar bij aankomst in New York is dat over en is hij helemaal vol van het Vrijheidsbeeld en een bioscoop waar plaats was voor 18000 menschen! Na een week reist hij weer naar huis en besluit hij uiteindelijk een baan dichter bij huis te zoeken, omdat hij niet kan zien dat zijn moedertje om hem treurt.
Betsy Kater werd geboren in Groningen in ze trouwde in 1882 met de uit Utrecht afkomstige David van Blitz, die 6½ jaar jonger was. In 1920 kregen ze een zoon, Frits Arie. Alle drie kwamen ze in juli 1943 om in het vernietigingskamp Sobibor, net als ruim 33.000 andere Nederlandse Joden.
Met die wetenschap lees je een dergelijk onschuldig jongensboek toch met heel andere ogen.