dinsdag 31 december 2013

Gelukkig nieuwjaar! Ook op Samoa!

Op het moment dat ik dit stukje schrijf, is het in Nederland nog 2013, maar in een ander deel van de wereld is het nieuwe jaar al begonnen. Het nieuwe jaar 2014 werd namelijk afgetrapt op Samoa. Op het kleine Kiritimati (Kersteiland) en op Samoa was het als eerste nieuwjaar. Op de eilanden in de Grote Oceaan is het precies dertien uur later dan in Nederland, waardoor het er al om 11.00 uur (onze tijd) 2014 werd.  De eilandengroep was lange tijd het land waar het laatste Nieuwjaar werd gevierd, namelijk om 12.00 uur Nederlandse tijd. Samoa besloot echter om per 29 december 2011 over te stappen van de oostelijke naar de westelijke kant van de datumgrens. Dit betekent dat er een dag werd overgeslagen: 30 december kwam dat jaar op Samoa niet voor, want na 29 december 2011 volgde direct 31 december 2011. Deze wijziging vergemakkelijkte het zakendoen met de voornaamste handelspartners Australië en Nieuw-Zeeland, die beide al aan de andere kant van de datumgrens liggen.
Weinig bekend is dat er een Nederlands tintje aan Samoa zit. Op de eilandengroep is veel aandacht voor Nederland, of liever gezegd voor de Nederlandse ontdekkingsreiziger Jacob Roggeveen (1659-1729). Dat is niet zo gek, want naast Paaseiland heeft Roggeveen namelijk een groot aantal eilanden uit de Samoa-archipel ontdekt. Roggeveen, die in 1721 was uitgezonden om het onbekende Zuidland te vinden en daarbij toevallig op Paaseiland stuitte, was in 1722 de eerste Europeaan die Samoa bezocht.
Terwijl Roggeveen als ontdekkingsreiziger in zijn eigen land niet erg bekend is, is hij in het buitenland echter een van de bekendste. Over Paaseiland zijn hele bibliotheken volgeschreven en in bijna ieder artikel of boek komt de naam Roggeveen wel voor.


Op Samoa zijn ze Roggeveen niet vergeten en zijn er zelfs postzegels en zilveren dollars over zijn expeditie uitgegeven. In 1992 werd een munt van tien dollar als herdenkingspenning uitgegeven waarop de schepen ArendThienhoven en Afrikaansche Galey van Roggeveens vloot zijn afgebeeld.


In Nederland is er echter niet veel dat herinnert aan Roggeveen en zijn reis. In zijn geboorteplaats Middelburg hangt een plaquette aan het huis in de Noordstraat waar hij enige tijd woonde, en zijn de muren en de vloeren van het Zeeuws Archief versierd met teksten uit de reisverslagen van Roggeveen. Op de buitenmuur van het archief is de beschrijving te lezen van de ontmoeting tussen de eerste Westerling met een Paaseilander.

 
In 2012 verscheen bij uitgever Balans het boek Naar het aards paradijs. Het rusteloze leven van Jacob Roggeveen, ontdekker van Paaseiland (1659-1729), geschreven door Roelof van Gelder, waarin de expeditie wordt beschreven. Maar dat boek kennen ze op Samoa waarschijnlijk niet.

vrijdag 6 december 2013

Nummer 39 met rijst?

Net als de storm van deze week is de commotie rond de ‘grap’ van onze nationale knuffelhomo Gordon weer enigszins geluwd. Er is de afgelopen tijd al veel over gezegd en geschreven en dat zal ik niet allemaal herhalen, maar wat ik nog nergens las is dat de Chinese eetcultuur kennelijk zodanig diep in de Nederlandse samenleving geworteld is dat iedereen begrijpt wat er wordt bedoeld als iemand het over 'nummer 39 met rijst' heeft.
Ruim honderd jaar geleden kwamen de eerste Chinezen naar Nederland. Door hun werk op de schepen als stoker, wasknecht of kolentremmer zwierven ze uit over alle windstreken. In 1911 vestigden de eerste Chinezen zich in Nederland: op Katendrecht. Zij brachten niet alleen zichzelf mee, maar ook hun gewoontes, gebruiken en cultuur. Ook hun eetcultuur dus. Katendrecht was rond 1920 dé uitgaanswijk van Rotterdam en 'the place to be'.Vele nationaliteiten kwamen hier samen. Met name door de scheepvaart. Amerikanen, Duitsers, Noren en dus ook Chinezen. Het allereerste Chinese restaurant in Nederland zat beginjaren ’20 op Katendrecht: Tsjang Kam Soi.



 
Door de economische crisis van 1929 daalde de Nederlandse handel met een derde en kwamen veel schepen stil te liggen. Door de overgang van stoom naar motor werden steeds meer stokers overbodig. De Chinese zeelieden raakten daardoor massaal werkloos. Enkele van hen begonnen met de verkoop van zelfgebakken pindakoekjes. Dit werd een zodanig succes, dat de handel zich snel uitbreidde over Rotterdam en vandaar verder naar andere Nederlandse steden.
 
 
Bij de verkoop placht de verkoper te roepen 'pinda, pinda, lekka, lekka!' waaruit de naam pinda-Chinees is ontstaan.
De Chinese eetcultuur, maar daarmee ook de beledigingen naar Chinezen toe, hebben we voor een deel aan de scheepvaart te danken, maar waarschijnlijk kon Gordon dit allemaal niet bevroeden.

maandag 18 november 2013

JFK en de zee

Waarschijnlijk iedereen weet dat John Fitzgerald Kennedy de 35ste president van de Verenigde Staten van Amerika was en dat hij op 22 november 1963 in Dallas werd vermoord. De precieze toedracht daarvan, nu 50 jaar geleden, is nog steeds met veel geheimen, speculaties en complottheorieën omkleed. Naar schatting 600 tot 1000 boeken zijn erover verschenen.
Minder bekend is dat JFK een duidelijke relatie met de scheepvaart en de zee had. Hij was een fervent zeiler.


En voordat hij zich in de politiek begaf, vocht Kennedy tijdens de Tweede Wereldoorlog in de Amerikaanse marine. Met groot risico voor zichzelf, redde hij in augustus 1943 de bemanning van een motor torpedoboot die getroffen was door een Japanse torpedobootjager. Voor dat moedige optreden ontving Kennedy diverse medailles.


Als gevolg van de tijdens deze actie opgelopen verwondingen en andere kwalen, zoals de ziekte van Addison, leed JFK aan ernstige rugpijnen en liep hij daarom buiten het zicht van de openbaarheid vaak op krukken. Zonder hulp kon hij nauwelijks lopen. Er is een theorie dat Kennedy zonder dat korset de aanslag op zijn leven misschien wel zou hebben overleefd. Misschien was hij dan na de eerste kogel niet alleen scheefgezakt, maar ook voorovergevallen zodat de tweede kogel hem niet in het hoofd zou hebben geraakt. Misschien maakte het ook helemaal niets uit. Dat doet wel de vraag 'Wat als?' ontstaan. Talloze serieuze historici en romanschrijvers houden zich met deze vraag bezig. Wat als dit ... of wat als dat? Hoe zou de geschiedenis dan zijn verlopen? Er is zelfs een officiële naam voor: Alternate History.
 
 
Wat dus als Kennedy niet in de marine zou hebben gediend? Of in ieder geval die oorlogswond niet zou hebben opgelopen? Wat als hij zijn presidentschap had kunnen voltooien? Wat dan? Zou de Vietnamoorlog dan anders zijn verlopen? Hoe zou de relatie tussen Amerika en Rusland zich hebben ontwikkeld? Waren Kennedy's buitenechtelijke liefdesaffaires dan uitgekomen? Soms is het misschien maar beter dat we de vraag 'Wat als?' niet hoeven te beantwoorden. En zo zie je ook dat de scheepvaart vaak meer voor de geschiedenis betekent dan we ons in eerste instantie misschien beseffen.

vrijdag 1 november 2013

'Een eerlijk zeemansgraf'

Op 2 november is het Allerzielen en op die dag worden alle overledenen herdacht. Ook dus degenen die aan boord van schepen stierven. Want schepen zijn niet alleen vervoermiddelen voor het overbrengen van vracht en passagiers. Het zijn ook drijvende dorpen met een geheel eigen leven. Alles wat aan de wal gebeurt, gebeurt ook aan boord van schepen, maar dan op een klein oppervlak en met de restrictie dat je er niet zomaar vanaf kunt. Net als aan de wal vinden er vrolijke gebeurtenissen, zoals verjaardagen of geboortes plaats. Maar soms gebeuren er ook trieste aangelegenheden, zoals sterfgevallen. In vroeger tijden vochten we onze vetes met Spanje, Frankrijk of  Engeland met enige regelmaat uit tijdens zeeslagen. Met honderden, soms duizenden doden als gevolg.  

 
De zee kleurde dan rood van het bloed. We staan daar nu nog maar weinig bij stil en nemen het voor lief. Het hoorde erbij. Maar let wel, zo'n enorme zeeslag ontwrichtte vaak voor jaren hele dorpen en gezinnen. Gesneuvelde zeehelden kregen soms nog een staatsbegrafenis en een praalgraf in een kerk, denk maar aan Maerten Tromp, Piet Hein of Michiel de Ruyter, maar voor gewone schepelingen was dit natuurlijk niet weggelegd. Zij stierven anoniem en kregen een zeemansgraf.


Tot in de twintigste eeuw was een zeemansbegrafenis niet ongebruikelijk. Dat klinkt nu misschien wat vreemd, want op zee heb je geen aarde om een kist in te laten zakken. Toch vinden er ook op zee begrafenissen plaats, want er sterven ook zeelieden en passagiers op een 'normale' manier aan boord van schepen. Door ouderdom of ziekte. Zoals een medewerker van de Holland-Amerika Lijn, die in 1969 plotseling overleed aan booord van het s.s. Niew Amsterdam. Hij kreeg een begrafenis op zee en het Maritiem Museum heeft een prachtige serie foto's van die plechtigheid.
 
 
Gelukkig is het niet alleen dood en verderf wat de klok slaat. Het Maritiem Museum Rotterdam is er natuurlijk ook voor springlevende mensen! 

woensdag 9 oktober 2013

Zeeziekte

Sommigen merken er niets van, anderen liggen bij het idee alleen al over de reling. Ik heb het over zeeziekte. Zelf heb ik er niet veel last van, maar sinds ik nu bijna drie jaar geleden mijn baan als bibliothecaris verruilde met die van conservator in het Maritiem Museum Rotterdam loopt het fenomeen ‘zeeziekte’ als een rode draad door mijn carrière heen.
De eerste tentoonstelling waaraan ik meewerkte, was Recht zo die gaat! Varen op de kaart van Mercator. We maakten hierbij drie filmpjes, waarvan die met mijn collega Wouter Heijveld zelfs het tv programma De Wereld Draait Door haalde. De reden: acteur Jack Wouterse en Wouter gingen de zee op om te ervaren hoe het is om te navigeren met behulp van herkenningspunten langs de kust. Er was op de filmdag redelijk wat golfslag op zee en arme Wouter werd zeeziek. Dat fragment kreeg heel wat bekijks.
 
Vorig jaar werkte ik aan een kleine, maar sfeervolle tentoonstelling over de drie Nederlanders aan boord van de Titanic. Een van hen, George Reuchlin, directeur van de Holland-Amerika Lijn, schreef op 10 april 1912 in een brief aan het thuisfront over de stormachtige overtocht enkele dagen daarvoor op de Noordzee: ‘wij stampten formidabel zodra wij even buiten de pieren kwamen en namen flinke zeeën over, doch dank [zij?] Mothersill (geneesmiddel tegen zeeziekte) had ik niet het minste gevoel van misselijkheid, ofschoon de heftige beweging elk slapen onmogelijk maakte.' Een paar dagen later ging Reuchlin met de Titanic ten onder. Het hielp hem uiteindelijk dus maar weinig.

Een van de deelcollecties die ik in het museum beheer, is die van de persoonlijke documenten. Hieronder verstaan we brieven, scheepsjournalen, dagboeken, diploma’s, monsterboekjes etc. Vooral in de dagboeken zijn vaak prachtige beschrijvingen te vinden van allerhande observaties van zeelieden en passagiers. Zo schreef een verder onbekend gebleven passagier uit Sommelsdijk die in oktober 1928 een reis maakt met de Coblenz van de Norddeutscher Lloyds van Rotterdam naar Indië, dat hij wel iets wist tegen zeeziekte: 'Volgens mij een flinken borrel voor het eten en flink schransen en verder heel den dag rustig [in] een luien stoel liggen. En toch probeert de zeeziekte, die oude peristaltische sluipmoordenaar je te overvallen! Hij beloert je vanaf slingerende masten, vanaf de rijzende en dalende golfgebergten, vanaf het heen en weer zwiepende touwwerk. En de horizon, die als een vast punt wordt aangeraden, is een bewegelijke, golvende rand, aan ons oog onttrokken, als de boot in een waterval zit [...].
De meest recente tentoonstelling, waaraan ik meewerkte, opende vorige week: Sex & The Sea - by Greenaway/Boddeke. Centraal hierin staat een film van een klein kwartier waarin zeelieden, een havenarts en een barvrouw van Katendrecht getuigen van hun lustgevoelens en hun drijfveren om naar zee te gaan: de onmetelijkheid van de zee, de nietigheid van de mens, de geuren van verre landen, avontuur. Allemaal positieve zaken zou je zo denken. Maar over iets negatiefs als zeeziekte hoor je ze niet, dus misschien hadden ze allemaal stevige zeebenen. Het idee voor Sex & The Sea kregen we van de tentoonstelling Zeerotica, die in 2011 te zien was in Navigo, het Nationaal Visserijmuseum in Oostduinkerke in België. Op dit moment is daar de tentoonstelling Zeeziek. Hoe kolkt de waanzinnige zee in lichaam en geest (nog tot en met 17 november 2013). Dus ook nu steekt de zeeziekte weer de kop op.
 
In de collectie bevindt zich een aantal mooie apparaten tegen zeeziekte en foto’s van speciaal ontworpen kussens. Het Maritiem Museum biedt gelukkig in velerlei opzichten aan iedereen en ook aan mij een stevig houvast!

 

 

zondag 8 september 2013

Beauty &The Bee?

Kent u Tom Manders alias Dorus nog? In 1958 zong hij: 'Bij de Marine'. Dat lied schoot deze week door mijn gedachten. Niet zozeer het aspect van de 'marine' - als werknemer in het Maritiem Museum heel begrijpelijk natuurlijk - maar nee, het ging mij om het woordje 'bij'. Deze week is namelijk een etalage bij de Rotterdamse vestiging van De Bijenkorf ingericht om aandacht te vestigen op onze nieuwe tentoonstelling 'Sex & The Sea', die vanaf 5 oktober a.s. te zien is in ons museum. De voorbereidingen zijn al in volle gang. Achter de schermen wordt hard gewerkt aan de bouw van alle wanden, vloeren en vitrines. Maar je kunt er nu dus ook al wat van zien. Voor de duur van twee weken wordt er in de etalage van het warenhuis een tipje van de sluier opgelicht.

 
De voorbereidingen voor het project begonnen vorig jaar. Op excursie naar de Wallen in Amsterdam, praten met een prostituee, een bezoek aan het Sexmuseum. Wie mag dat nu voor zijn werk? Jazeker, ik mag dat. Allemaal heel functioneel natuurlijk!
'Sex & The Sea' wordt een heel bijzondere tentoonstelling over de zeeman en hoe hij omgaat met zijn lustgevoelens, met heimwee en trouw zijn. Publiciste Karin Spaink schreef: '... er zit een vlek midden in je hoofd, in je brein, en die vlek is gefocuste lust en je volgt hem en rijdt erop weg de donkere diepte in en dat je zowat barst ...' Zou dat ook voor de zeeman gelden? Of misschien ook wel voor u en ik? 
Voor 'Sex & The Sea' hebben we nauw samengewerkt met het creatieve team van de beroemde filmregisseur en theatermaker Peter Greenaway en zijn vrouw Saskia Boddeke. Ik hoor u denken, Peter Greenaway, is die niet die van ... Jazeker! Dezelfde Peter Greenaway maakte succesfilms als The Cook, the Thief, his Wife and her Lover en Drowning by Numbers. Geweldig dat we hem hebben kunnen strikken voor ons project. Centraal in de tentoonstelling staat een film waarin zeemannen zelf vertellen over hun lustgevoelens. Daar omheen laten bijzondere voorwerpen iets zien van die verleidelijke wereld. Voor de bezoeker wordt het een beleving. Hij wordt letterlijk ondergedompeld in een sfeer van verleiding, maar ook de keerzijde van de geslachtsziekte wordt daarbij niet vergeten.  
 
Kortom, de wereld van de zeeman is er enerzijds een van avontuur, verlangen, vitaliteit, ongeremdheid, hartstocht, genieten, wild dansen, onstuimige muziek, dromen, begeerte en obsessie, maar aan de andere kant ook een van afscheid, eenzaamheid, verlangen, heimwee, verdriet. De zeeman is veel ongrijpbare mensen tegelijk. Eigenlijk net als het bijenvolk. En dus net als u en ik.
 
 
 

 

dinsdag 27 augustus 2013

Een varende koe?

Noem het een tic of beroepsdeformatie, maar veel museummedewerkers gaan in hun vrije tijd of vakantie op bezoek naar ... een museum! Ik dus ook. Deze zomer bivakkeerde ik in een tent ergens in de Franse Jura. Omdat een hete zon, een zwembad, bos, waterval en rotsgebergte ook niet alles is, reisde ik naar Lons-le-Saunier, waar Claude Joseph Rouget de Lisle in 1760 werd geboren. Hij werd bekend als componist en schrijver van de Marseillaise, het Franse volkslied. Lons-le-Saunier is een pittoresk stadje met volgens Wikipedia zo'n 18.000 inwoners. Een tip: ga er niet op een maandag naartoe, want afgezien van wat restaurants, cafés en de VVV is alles er dan gesloten. Alles? Nee, toch niet. Eén museum bleek open te zijn: het Maison de La Vache qui rit. Ik hoor u denken: 'van die stukjes zachte kaas in mooi zilverpapier in van die ronde doosjes?' Juist, ja! Het 'maison' (de naam museum draagt het niet, maar is het feitelijk wel) is gevestigd in een modern gebouw midden in het stadje precies op de plek waar het ooit allemaal begon met een eenvoudige kaasmakerij.


Nu is daar op 3500 m2 alles gewijd aan de lachende koe en hoe het marketingsucces van dit Franse rund is ontstaan, ontwikkeld en wereldwijd verbreid. Een lied over de lachende koe, een wielerploeg met de naam van de lachende koe in de Tour de France, en nog veel meer reclameobjecten met de lachende koe zorgden en zorgden ervoor dat het dier en dus het product overal ter wereld bekend is. Wist u trouwens hoe het overbekende beeldmerk is ontstaan? Leon Bel, zoon van de grondlegger van het bedrijf, deponeerde in 1921 het gloednieuwe merk La Vache qui rit.

Als beeldmerk koos hij voor de lachende koeienkop, omdat hij en illustrator Benjamin Rabier tijdens de Eerste Wereldoorlog in dezelfde eenheid zaten en het was Benjamin die de voertuigen van hun eenheid had versierd met een ... lachende koeienkop! De afbeelding van de koe is de loop van de tijd wel veranderd, maar is nog altijd het vertrouwde beeldmerk van de smeerkaas van de Bel Groep. Overname van diverse andere kaasmerken zorgde ervoor dat het bedrijf almaar groeide. Zo behoren tegenwoordig de merken Leerdammer en Boursin ook tot het Bel imperium.

Als je zoals ik in het Maritiem Museum werkt, zoek je natuurlijk ook naar een aanknopingspunt dat met scheepvaart te maken heeft, zoals een mooi geschilderd zeestuk. En zo'n voorwerp vond ik!
 
 
Er hing een prachtig scheepsmodel van een zeiljacht dat was beschilderd in de bekende rode kleur en versierd met de koeienkop. Ik vroeg mij af of koeien het misschien leuk vinden aan boord van een schip, maar het antwoord op die vraag weten we natuurlijk niet. Wat we wel weten is dat koeien vaak per schip worden vervoerd, aan dek of in speciale boxen.
 
 
In onze museumcollectie bevinden zich heel wat foto’s die daarvan getuigen. Dat is een waarheid als een koe!

zaterdag 20 juli 2013

De kunstenaar als zeeman / De zeeman als kunstenaar

Van de Britse schilder William Turner (1775-1851) wordt gezegd dat hij zich ooit vier uur lang in een storm aan een mast had laten vastbinden, om zo het razende natuurgeweld waarheidsgetrouw te kunnen vastleggen. Turner benadrukte dit graag zelf en deed gretig mee aan de verspreiding van het verhaal. Veel zeeschilders gingen zelf de zee op om de elementen van wind, water en lucht aan den lijve te ondervinden. Een van de eerste kunstenaars die dat deed, was de Haarlemmer Hendrick Vroom (1566-1640), die algemeen beschouwd wordt als de grondlegger van het zeestuk in de Noordelijke Nederlanden. Volgens de overlevering leed hij aan het eind van de 16de eeuw voor de Portugese kust schipbreuk tijdens een van zijn vele buitenlandse reizen. Aan land gekomen, schilderde hij zijn belevenis en terug in Holland bleef hij hiermee doorgaan omdat zijn 'scheepkens' gretig aftrek vonden. Zo kan een genre in de kunst door een toevalligheid ontstaan. Voor het maken van de beroemde Zeeuwse tapijtreeks ging Vroom bewust de zee op om in de nabijheid van Zierikzee persoonlijk de omstandigheden van wind, wolken en water te ervaren waarmee zeelieden in deze omgeving geconfronteerd werden.


Cornelis van Wieringen (ca. 1575-1633), ook een Haarlemmer en tijdgenoot van Vroom, kwam zelf uit een zeevarende familie. Dan is het dus niet zo vreemd dat hij de 'takelingen' en andere scheepseigenschappen zo goed kon afbeelden. Hij schilderde in 1622 een van de grootste zeestukken van de 17de eeuw: de Zeeslag bij Gibraltar.
Willem van de Velde de Oude (ca. 1611-1693) kreeg van de admiraliteit zelfs een klein bootje toegewezen om achter de vloot aan te zeilen. Als een 'embedded journalist' avant la lettre bracht hij nauwkeurig de schepen en vlootbewegingen tijdens de talloze zeeslagen tussen de Nederlanders en Engelsen in tekening. Daarvan zijn er honderden bewaard gebleven.
 

Er waren ook wat minder fortuinlijke zeeschilders. Scheepstimmerman Gerrit Groenewegen (1754-1826) raakte door een ongeluk zijn rechterbeen kwijt waardoor hij zijn vak niet meer kon uitoefenen en zich noodgedwongen omschoolde tot maritiem tekenaar. Ook de Zeeuw Engel Hoogerheijden (1740-1807) overkwam dit lot. Hij was matroos bij de VOC en verloor net als Groenewegen een been. Na twaalf ambachten en dertien ongelukken koos hij voor het beroep van kunstenaar. Misschien is dat voor ons maar goed ook, want anders hadden we hun namen en werken waarschijnlijk nooit gekend.
Ook in de moderne kunst worden schepen en de zee vaak tot onderwerp gekozen. Maar de kunstenaars hebben veelal zelf geen relatie met scheepvaart of scheepsbouw. Iemand die door de scheepvaart ten onder ging, was de conceptuele kunstenaar Bas Jan Ader (1942-1975).

 
In 1975 wilde hij voor zijn project 'In Seach of the Miraculous' met een klein zeilscheepje de Atlantische Oceaan oversteken. Hij kwam nooit aan en zijn bootje werd leeg teruggevonden. Ader was helaas niet zo fortuinlijk als Hendrick Vroom.

woensdag 10 juli 2013

Hondenbaan?

Het is helemaal niet zo vreemd om een hond tegen te komen in het Maritiem Museum. Visueel gehandicapten met een herkenbare en gediplomeerde begeleidingshond zijn bij ons van harte welkom. Dat geldt ook voor bezoekers met een handicap die een sociale begeleidingshond, een zogenaamde SOHO-hond, hebben. Maar we hebben zelf ook honden in huis. Denk maar eens aan Sjaak de scheepshond. 
Sjaak leeft op een zeilschip en zoekt in het museum naar vriendjes. Kinderen kunnen dan helpen om een vriendje voor Sjaak te zoeken en dan leren ze meteen allerlei weetjes over de scheepvaart. En dan hebben we natuurlijk ook nog Dobber, een van de vrienden van Professor Plons. Honden en schepen, ze hebben wat met elkaar. Wie kent niet de viervoeter Skip, de trouwe metgezel uit de stripverhalen van Kapitein Rob? Of Nero, de scheepshond van Bulletje en Boonestaak? Voor onze nieuwe tentoonstelling Sex & The Sea, die eind september 2013 opent, halen we een hele roedel in huis. Nee, schrik maar niet, het zijn geen echte honden. De honden die we gaan exposeren, blaffen niet en bijten doen ze al helemaal niet. Het zijn zogenaamde Staffordshire hondjes, schoorsteenmantelhondjes in tweetallen van aardewerk. Met name zeelieden namen ze uit Engelse havensteden als souvenir voor hun vrouwen mee. De hondjes kregen daardoor de bijnaam ‘schippershondjes’. Hoewel er van aardewerk verschillende rassen werden gemaakt, waren de vaak sullig uit hun ogen kijkende spaniëls het meest populair. In Nederlandse en Noord-Duitse havenplaatsen gaan verhalen de ronde dat de prostituees de zeelieden de hondjes verkochten als dekmantel voor hun bewezen diensten. Op deze manier hadden de stoere zeelieden een legale reden om bij de dame in kwestie op bezoek te zijn. Zo zouden ze ook als signaal- of seinhond van de meisjes van plezier dienen: wanneer de hondjes naar binnen of naar elkaar keken had ze mannelijk gezelschap en stonden ze naar buiten gedraaid was ze vrij. Hierdoor kregen ze de bijnaam ‘hoerenhondjes’. Met een veelheid aan hondenparen in allerlei kleuren, maten en vormen willen we dat verhaal in Sex & The Sea verbeelden. Als conservator was ik de gebeten hond om ze bij elkaar te zoeken. Als een jonge hond struinde ik stad en land af en vond ze in allerlei musea en oudheidskamers, maar ook bij particulieren. Voor mijzelf kocht ik zelfs een paar hondjes op een veiling.


We vroegen een flink aantal bruiklenen aan en nu komen ze allemaal ‘binnengewandeld’. In het najaar kunt u ze een jaar lang allemaal bewonderen. Maar nu ga ik slapen, want ik ben zo moe als een hond.

woensdag 5 juni 2013

'Het Scheepje van Fortuna'

Lammetje met Januskop | Jan Spoelstra
 
Deze week werd op Ameland een lam met een januskop geboren: een kop met twee gezichten. Het dier had vier ogen, twee neuzen en twee bekjes, maar slechts twee oren. Ik schrijf ‘had’, want het arme dier is kort na de geboorte overleden. De meeste van deze diertjes leven meestal niet erg lang. In natuurhistorische musea kun je ze soms zien staan, opgezet tussen andere curiositeiten. Over curiositeiten gesproken, het lammetje deed mij vrijwel direct denken aan een uitzending van het programma Tussen Kunst en Kitsch van een paar jaar geleden. Een boekenliefhebber had zich een exemplaar van het boek Der Zee-Vaert Lof van Elias Herckmans uit 1634 aangeschaft, maar daarin ontbrak een illustratie: een ets van Rembrandt!
 
 
 
Jarenlang zocht de bibliofiel naar deze losse prent om die in zijn onvolledige boek te kunnen laten inzetten. Uiteindelijk was hem dit gelukt en was het boek weer compleet. De boekenexpert van het programma vertelde het bloemrijke verhaal van het boek en de Rembrandtets. Elias Herckmans (1596-1644) was een zeevaarder en dichter. Voor Der Zeevaert-Lof, een boek over de zeegeschiedenis vanaf de Ark van Noach tot aan zijn eigen tijd, gaf Herckmans opdrachten aan verschillende kunstenaars om prenten voor het boek te leveren. Rembrandt was een van die kunstenaars en zijn ets is bekend geworden als Het Scheepje van Fortuna. Het is een van Rembrandts weinige maritieme prenten. Over de interpretatie van de betekenis van de voorstelling is veel gespeculeerd. Een man met een lauwerkrans stort neer met zijn paard en rechts zeilt een scheepje met Neptunus weg, terwijl Fortuna het zeil vasthoudt. Sommigen denken dat de ets verwijst naar de Zeeslag bij Actium tussen Marcus Antonius en Octavianus uit 31 voor Chr. of dat het een allegorie is op de eigen tijd van Herckmans en Rembrandt: de vredesonderhandelingen tussen de Republiek met de Spanjaarden. Recent onderzoek wijst uit dat de ets waarschijnlijk een samenstelling van verschillende scènes is en dat de opkomst en ondergang van het Romeinse rijk is verbeeld. Fortuna en Neptunus moeten dan gezien worden als symbolen voor vrede, handel en welvaart, die nu naar andere streken trekken. Maar wat heeft een ets van Rembrandt nu te maken met een tweekoppig lammetje? Het antwoord ligt in het beeld van de Romeinse beschermgod Janus, dat achter de gelauwerde keizer staat. Deze god wordt afgebeeld met twee gezichten die ieder een andere kant opkijken, een naar de toekomst en een naar het verleden. Daarmee werd hij ook gezien als de god van ‘alle begin en de overgang van oud naar nieuw’. Niet voor niets is de maand januari daarom naar hem vernoemd.
De eigenaar van het boek wilde van de expert van Tussen Kunst en Kitsch natuurlijk weten wat de waarde ervan was. Die vertelde onomwonden dat voor een mooi exemplaar van Herckmans boek een aardige som geld moet worden neergeteld, maar dat die prijs bij de aanwezigheid van de ets van Rembrandt nog enkele malen moet worden vermenigvuldigd. Verbazing alom natuurlijk. Daags na de uitzending ben ik het exemplaar in onze uitgebreide bibliotheekcollectie gaan bekijken. Gelukkig zat de Rembrandtets er keurig in. Oh Fortuna!

woensdag 10 april 2013

'Plons!'


Wie het in het Maritiem Museum over 'Plons' heeft, bedoelt eigenlijk altijd onze interactieve kindertentoonstelling 'Professor Plons', die al zoveel jaar een enorm succes is. Als ík echter 'Plons' hoor, denk ik vaak aan 'Zeeslag', het spel dat mijn kinderen met enige regelmaat uit de kast trekken. Laatst was het weer zover.'D4!', 'Plons!', 'G8', 'Plons!', 'B6!' 'Plons!' klonk het door de huiskamer. En plots 'Raak! Blub, blub, blub. Je hebt mijn slagschip te pakken!' Onwillekeurig moest ik op dat moment denken aan een gebeurtenis van enkele jaren geleden. U moet weten dat veel mensen ons museum goedgezind zijn en ons regelmatig de meest fantastische voorwerpen schenken. Dat varieert natuurlijk. Niet elke dag ontvangen we topstukken als schilderijen van de Van de Veldes, die op veilingen forse bedragen opbrengen. Nee, het zijn meestal geen voorwerpen met een hoge geldelijke waarde. Vaak zijn het wel heel persoonlijke objecten die soms al heel lang in familiebezit circuleren. Dan is het soms best moeilijk om er afstand van te doen. We proberen de aanbieder er dan steeds van te overtuigen dat het voorwerp bij ons in goede handen is en voor altijd blijft. Misschien haalt het nooit de objectenlijst die we bij elke tentoonstelling maken, maar het voorwerp is wel voor altijd voor het nageslacht behouden. Hoe vaak maken we niet mee dat een kleinkind een dagboek van een varende voorouder komt bestuderen. Of dat de familie het scheepsmodel komt bekijken dat opa gemaakt heeft.


Enkele jaren geleden kwam een familie van een Alkmaarse tandarts op bezoek om de 'Prinz Eugen' te bezichtigen, het scheepsmodel dat de inmiddels overleden tandarts zo gedetailleerd had gebouwd. Met de specifieke tandartsinstrumenten als boortjes en tangetjes had hij dit Duitse slagschip nauwgezet op schaal nagebouwd. Vaak was de modelbouwende tandarts ermee naar de Alkmaarse vijvers getogen om het daar al varend te laten zien. Na zijn overlijden, besloot de weduwe van de Alkmaarse tandarts om het model aan het Maritiem Museum te schenken. Omdat het in onze uitgebreide collectie eigenlijk een vreemde eend in de bijt is en maar weinig in tentoonstellingen zal figureren, sierde het pronkmodel jarenlang een van de kasten in de museumbibliotheek. Veel bezoekers keken er vol bewondering naar. De keer dat de familie van de maker er speciaal voor naar Rotterdam kwam, staat mij nog helder voor de geest. Weduwe, kinderen en kleinkinderen zaten ademloos om het scheepsmodel van hun echtgenoot, vader en grootvader heen. En ik - destijds bibliothecaris - mocht tekst en uitleg geven over het model en de geschiedenis van het echte slagschip. Op dit soort momenten prijs ik mij gelukkig dat ik in het Maritiem Museum werk en mensen iets over de maritieme geschiedenis mag vertellen. Nee, bij 'Plons' denk ik vaak 'Raak!'

P.S. Het scheepsmodel van de 'Prinz Eugen' staat momenteel in ons depot en is dus voor bezoekers niet te zien.

zaterdag 23 maart 2013

Fotodetective


Kent u het boek 'De fotodetective' van Hans Aarsman? Nee? Lees het dan vooral, want het is zeer de moeite waard als u van fotografie houdt. Hans Aarsman is fotograaf. Althans dat was hij, want in 2004 stopte hij met het maken van foto's. Hij schrijft nu over fotografie en noemt zich fotodetective. Hij vergelijkt zichzelf met de grote fictieve speurder Sherlock Holmes, een creatie van Arthur Conan Doyle. Kijk, dat spreekt mij dan weer aan, want 'Elementary my dear', ik ben zelf ook een grote fan van deze 'supersleuth'. Hans Aarsman kijkt nu vooral naar foto's en vooral dan naar details. Wat gebeurt er? Wat is er te zien? Of liever, wat is er juist niet te zien? Aarsman beschouwt een foto als een verzameling feiten die in één beeld is samengebracht. Dat hoeft dus zeker geen prachtig plaatje te zijn. Heel mooi blijkt dat uit het motto van het boek: 'There is nothing as unnatural as the commonplace'.
Het gaat Aarsman net als Holmes om het observeren. En het verschil tussen observeren en kijken. Een foto wordt vaak interessant door het verhaal erachter. Je moet dat verhaal dus weten. Een fotodetective moet dus ook veel weten. Anders kan hij niet vaststellen of wat hij ziet, rijmt met wat hij weet. Kijk, dat spreekt mij dan weer aan. Zelf weet ik ook nogal veel. Dat klinkt verwaand, maar mensen die mij kennen weten dat ik erg bescheiden ben. Behalve als er Triviant wordt gespeeld. Een waarschuwing, speel dat niet met mij. De meest gekke, onzinnige onderwerpen boeien mij mateloos. Ik win dus (bijna) altijd. Maar goed, terug naar de fotografie. Ik besloot om zelf ook fotodetective te worden. Ik nam een foto uit de collectie van het Maritiem Museum en projecteerde daar de ideeën van Aarsman overheen. De foto die ik koos, was niet zonder reden. Ik ben er al een tijdje mee bezig omdat ie misschien te zien is in een tentoonstelling waaraan ik nu werk. De foto toont twee mannen in een ruimte. Ze zitten er nogal onderuitgezakt bij. Aan de muur hangen pin-ups. Er staat een stereo-apparaat op een tafel. Aan de ene kant daarvan staan wat dozen, aan de andere kant ligt een stapeltje handdoeken. Wat gebeurt hier? Nu moet u weten dat de mannen Filipijnse zeelieden zijn die zich ontspannen aan boord in hun scheepshut. Een man bekijkt een CD-hoesje. Kennelijk luisteren de mannen naar muziek uit de stereo. Wat valt er op? De twee lijken geen oog te hebben voor de naakte dames op de foto's aan de wand. Toch is er iets wat hen opwindt. Althans een van hen. Kijk maar eens naar de man rechts en de bult die zich heeft gevormd in zijn broek.
Hans Aarsman schrijft erover. Mensen zijn net hondjes, zodra ze een soortgenoot ontdekken, gaat hun blik meteen in de richting van die ander. Staat een mens op een foto, dan wordt die mens automatisch het onderwerp van de foto, de rest wordt omgeving. Niet alles wat in beeld verschijnt, heeft evenveel waarde. Er valt nog heel wat te ontdekken.

Bron: Hans Aarsman, De fotodetective. Uitg. Podium, 2012.

dinsdag 26 februari 2013

Historische sensatie



Veel mensen denken dat maritieme geschiedenis over schepen en havens gaat. Ik dus niet. Ik vind dat maritieme geschiedenis vooral de geschiedenis van mensen is. Dat blijkt uit de talloze persoonlijke voorwerpen die in de collectie van het Maritiem Museum Rotterdam worden bewaard. Sinds enige tijd mag ik die voorwerpen beheren en voorstellen voor nieuwe aanwinsten doen. Tussen al die brieven, monsterboekjes en diploma's zitten vaak verrassende pareltjes van historische schoonheid. Onlangs verwierven we een kleine collectie persoonlijke voorwerpen van Batte de Roos, in leven stuurman en later gezagvoerder op koopvaardijschepen. De schenker vond ze bij toeval in een Rotterdams huis, dus is de herkomst verder niet bekend. Een van die documenten is een briefje van de gezagvoerder van het stoomschip 'Gamma'. Die verklaart dat eerste stuurman De Roos zich aan boord bevond toen het schip op 1 februari 1917 door een Duitse onderzeeboot werd getorpedeerd tijdens de Eerste Wereldoorlog. Daarbij verloor hij zijn paspoort en andere persoonlijke bezittingen. 'Wat doet zo'n ingrijpende gebeurtenis met een mens?', vraag je je dan af. Ik zag direct voor mij hoe de zeeman na de explosie  in het water lag terwijl hij zichzelf probeerde te redden. Dat hij nog net op tijd door zijn maten in een sloep werd gehesen. Of dat hij al zwemmend met zijn laatste krachten de kust bereikte. We weten uit de literatuur over deze scheepsramp dat gelukkig niemand van de opvarenden omkwam. Wat er ook daadwerkelijk gebeurd is, feit is dat dit soort 'petites histoires' er voor zorgt dat geschiedenis nooit saai is. Een klein voorwerp kan zomaar de spreekbuis van een heel verhaal worden. En die verhalen vertellen we graag in het Maritiem Museum Rotterdam.

woensdag 6 februari 2013

Titanic jaar voorbij? … welnee!



'Herinnert u zich deze nog …?' Die Veronica jingle, die vroeger met enige nagalm uit de radio schalde, schoot mij te binnen toen ik onlangs kort na elkaar drie boekjes over de 'Titanic' voor onze bibliotheekcollectie wist te verwerven. De 'Titanic', zult u misschien denken, was daar vorig jaar niet iets mee? Inderdaad! Vorig jaar werd overal ter wereld herdacht dat dit luxe passagiersschip honderd jaar daarvoor verging tijdens zijn eerste reis. In de nacht van 14 op 15 april 1912 voer het tegen een ijsberg en binnen een paar uur ging het ten onder. En daarbij nam het zo'n 1500 mensenlevens met zich mee. Het Maritiem Museum speelde in op deze herdenkingsgolf en organiseerde de kleine, maar smaakvolle tentoonstelling 'Nederlanders op de Titanic', waarin de levens en lotgevallen van directeur George Reuchlin, kok Hennie Bolhuis en stoker Wessel van der Brugge voor het voetlicht werden gebracht. Net als het schip had ook deze tentoonstelling een aanzuigende werking en konden we onze collectie met een paar bijzondere boekjes uitbreiden. 'De ondergang van de "Titanic"' van redacteur E.C.J. Kuyper van het Algemeen Handelsblad verscheen in mei 1912, een maand na de fatale gebeurtenissen, en geldt daarmee als een van de vroegste Nederlandstalige publicaties over de ramp. Op het omslag van 'Het vergaan van de "Titanic"',  door H.H.D. Langereis staat vermeld dat het een 'origineel geillustreerde Amerikaansche uitgave' is. Waarschijnlijk is het boekje geschreven voor de Nederlandse emigranten in de Verenigde Staten, aangezien onder de auteursnaam  'Grand Rapids, Mich.' staat. In kerkbladen klonk de scheepsramp, die de hele wereld schokte, maar beperkt door. 'De "Titanic" en de Ark' is een van de weinige preken over de 'Titanic' die in druk verscheen. Op de zondag na de ramp sprak Ds. G. Wisse in de Burgwalkerk in Kampen een leerrede uit waarin hij de ramp in Bijbels perspectief plaatste en vergeleek met de zondvloed. De drie bijzondere boekjes vormen welkome aanvullingen op onze collectie. Maar eerst worden ze vakkundig gerestaureerd. Niet omdat ze waterschade hebben geleden, maar vanwege de tand des tijds.